Ontstaan van bergen.

Een berg of een heuvel is een landvorm die bestaat uit een beperkt gebied dat duidelijk hoger is dan de omgeving. De flanken van een berg bestaan uit steile hellingen en het reliëf op en rondom de berg is groot. Een berg is in het algemeen hoger en steiler dan een heuvel, maar er bestaat geen vaste definitie voor het onderscheid tussen de twee. Soms wordt de definitie aangehouden dat een berg zich meer dan 300 meter boven zijn omgeving verheft; een kleinere verheffing wordt dan een heuvel genoemd.

In de aardrijkskunde en geologie onderscheidt men bergen naar hoogte, ligging of wijze waarop ze zijn ontstaan. Wanneer vele bergen bij elkaar liggen spreekt men van een gebergte. Gebergtes kunnen bestaan uit bergketens, aaneengesloten rijen van bergen; of bergmassieven, groepen aan elkaar vast zittende bergen.

Tussen bergen in liggen lagere gebieden. Meestal is dat een dal of een vlakte. In een gebergte zijn bergen verbonden door bergkammen of graten. Het laagste punt op de graat tussen twee bergen wordt een zadel of bergpas genoemd. Het hoogste punt van een berg wordt de top genoemd. Een berg kan ook meerdere toppen hebben, die verbonden zijn door graten of kleine zadels.